Met 35.425 hectare plantage is Urabá de grootste
bananenregio van Colombia. Op nummer twee staat de bananenzone nabij Santa
Marta.
Na vertrek vanuit Bogota maak ik een tussenlanding in het
centrum van Medellin. Best wel spectaculair, omdat het toestel een grote bocht
in de vallei maakt en daarbij weinig foutmarge heeft.
In de kleine luchthaven Olaya Herrera word ik omsingeld door
de zonnige heuvels van Medellin. Je kan hier zo de landingsbaan oplopen. Na enkele
uren stijgt het propellervliegtuig weer op.
Na een 45 minuten vliegen zie ik Apartadó liggen.
In Carepa land je letterlijk tussen de bananenplantages.
Van daaruit neem ik de bus naar Apartadó. Wat ze zeggen over
de regio is waar: de mensen zijn hier heel vriendelijk en joviaal.
Het warme en vochtige klimaat is ideaal voor de kweek. Bananen
hebben veel zon en water nodig.
’s Avonds wandel ik naar Parque Ortiz, de Zona Rosa of
uitgaansbuurt. Hier ontmoet ik per toeval één van de klanten die ik de volgende
dag zal bezoeken. We besluiten samen iets te eten.
Wanneer ik vraag over de cultuur van deze regio, zegt hij dat er niet zo veel cultuur is: de mensen houden van “trago en rumba”, oftewel drank en feestjes (muziek: reggaeton, vallenato).
Iets verder toont hij me een brug, waar ik leguanen in de
bomen zie. De rivier die onder ons stroomt is volgens hem sterk
vervuild. Hij vertelt ook dat de watertoevoer en elektriciteit regelmatig
wegvallen in Apartadó.
Later nemen we afscheid. Hij raadt me aan niet te veel rond te dwalen, want als je hier beroofd wordt is het met een machete, het werktuig dat gebruikt wordt om bananentrossen los te kappen.
Later nemen we afscheid. Hij raadt me aan niet te veel rond te dwalen, want als je hier beroofd wordt is het met een machete, het werktuig dat gebruikt wordt om bananentrossen los te kappen.
De receptioniste van het hotel vertelde me over de Cuevas, de Urabaes en de Kunas, de inheemse
bevolking rond de golf van Uraba, het geweld dat dit gebied vroeger stigmatiseerde, en de
specialiteiten die ze hier met banaan maken zoals bananenkoekjes en gedroogde
bananenstukjes omhuld met chocolade.
Een van de volgende dagen krijg ik de kans een
bananenplantage te bezoeken. Bananen worden het heel jaar door geoogst. Sproeien
gebeurt hier met vliegtuigjes.
De meeste kleine producenten werken samen met een exporteur.
Het gros van de bananen vertrekt van hieruit naar Europa, een kleiner deel gaat naar de
V.S. Er is geen kaai om de bananen te laden. De bananen worden op vlotten
geladen, en via rivieren naar de zee vervoerd, waar ze worden verscheept.
Veel boten vertrekken hier naar de haven van Antwerpen. In
de lokale krant lees ik dat er een lading van 9 ton cocaïne onderschept
werd.
Een groot deel van de bevolking werkt hier op de
bananenplantages. Het is zwaar werk. Een hele bananentros weegt 30 tot 50 kilo.
Doorheen de bananenplantages lopen veel irrigatiekanalen, waarin je gemakkelijk kan
uitschuiven.
De laatste dag heb ik even de tijd om het strand van Turbo
te zien. Een groot verschil met Apartadó is dat hier voornamelijk zwarten
wonen. In Turbo zitten ook veel vluchtelingen uit o.a. Cuba die via Colombia naar
de V.S. proberen te reizen.
Op de grens van Colombia en Panama ligt de Darién, een moeilijk begaanbaar gebied, bestaande uit jungle en rivieren, met routes die gebruikt worden door rebellen om cocaïne te smokkelen en inheemse gemeenschappen. Het is onmogelijk om met de auto van Colombia naar Panama te reizen.
Op de grens van Colombia en Panama ligt de Darién, een moeilijk begaanbaar gebied, bestaande uit jungle en rivieren, met routes die gebruikt worden door rebellen om cocaïne te smokkelen en inheemse gemeenschappen. Het is onmogelijk om met de auto van Colombia naar Panama te reizen.
Vanuit Turbo is het 8 uur varen met een bootje naar Panama,
vertelt een oude man met een karretje en zelfgemaakte limonade. Terwijl ik over de golf van Urabá tuur, in deze
uithoek van Colombia, bedenk ik me dat Colombia een enorm divers land is, dat me steeds blijft intrigeren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten