Pagina's

Pagina's

maandag 13 juni 2011

Ontstaan, geschiedenis en evolutie van graffiti

In het oude Rome werden er politieke boodschappen op muren gekalkt, ontdekkingsreizigers kerfden symbolen in rotsen op onbekende eilanden, in de wc’s op scholen worden ludieke boodschappen achtergelaten. Graffiti is in brede zin is iets van alle tijden. Het woord komt van graffiare wat krassen betekent in het Italiaans.

In enge zin denken we bij graffiti aan hiphopgraffiti, als een subcultuur binnen een geürbaniseerde samenleving. Graffiti is ontstaan in de V.S. midden jaren ’60. Bendes plaatsten teksten om hun territorium af te bakenen. Moderne graffiti heeft een andere invulling gekregen, het is een streven naar naambekendheid of kunstvorm.

De eerste graffiteur in de geschiedenis met grote bekendheid was Taki 183, nadat in 1971 een artikel over hem verscheen in The New York Times. De jonge Griek Demetrios werkte als boodschapper en liet onderweg overal zijn schuilnaam achter. Taki is een verkort synoniem van zijn voornaam en 183 omdat hij in 183rd street woonde. Hij kreeg al snel imitators en het werd een echte hype.


Taki inspireerde zich op Julio 204, maar die werd opgepakt door de politie en zijn tags waren meer gelokaliseerd in zijn eigen buurt. Taki's tags waren over de hele stad verspreid

Via graffiti kan je de anonimiteit van een grootstad ontvluchten. De spuitbus is hiervoor het ideale tool: klein, compact en geschikt om op korte tijd grote letters te zetten. Creatieve geesten maakten dikkere letters en gaven er speciale vormen aan. Anderen zetten er dan weer een lijntje rond in een andere kleur. Nog een andere tekende er een perspectief bij, wat pijlen, schaduweffectjes, versieringen enz. De huidige graffitistijl ontwikkelde zich door wederzijdse beïnvloeding. Er ontstond een scene.

Respect binnen de scene kan je verwerven door enerzijds kwaliteit: een originele stijl creëren en anderzijds kwantiteit: op zo veel mogelijk plekken je naam achterlaten, bij voorkeur op gevaarlijke of moeilijk bereikbare plaatsen. Degene die het hoogst scoort op kwaliteit en kwantiteit wordt door andere writers beschouwd als de king, de hoogste status die je binnen de scene kan krijgen. Vaak werken graffiteurs samen in een crew, om zo hun fame te verhogen. Het proces van bekend worden noemt getting up.

Graffiteurs ontwikkelden hun eigen jargon. Een beginnende writer die lelijke pieces maakt is een toy. Iemand die anderen kopieert is een biter. Over andermans piece spuiten is crossen. Als je piece gekuist wordt is hij gebuffed, afkomstig van ‘the buff’, de naam van het anti-graffitiproject van de Metropolitan Transportation Authority in New York om de toenemende plaag op metrostellen aan te pakken.

Het doel van een writer is dat zijn pieces gezien worden. Daarom zijn grootte en zichbaarheid belangrijk. Een treinstel is daarvoor geschikt omdat dat overal rond rijdt. De ruimte tussen de onderkant en de ramen van een treinstel noemt men een panel, als je een wagon top-to-bottom en end-to-end volspuit heb je een wholecar. Voor een wholecar moet je ’s nachts de yard (het treindepot) binnensluipen. Als een trein voor enkele minuten ergens stopt kan je een snelle backjump doen.

Het werkterrein van graffiteurs bestaat ook uit muren, bij voorkeur langs belangrijke verkeersaders waar elke dag duizenden mensen passeren, zoals spoorlijnen en autostrades. Wanneer graffiteurs in de binnenstad gaan spuiten begeven ze zich op risicovol terrein en moeten ze zeer snel te werk gaan, dat noemen ze binnen het milieu dan ook wel hardcore bombing. Gevaarlijke spots in de stad zijn bijvoorbeeld rooftops, daken van huizen.


Een rooftop van Horfe en Sonic in Parijs

Er bestaat een grote verscheidenheid aan stijlen. De oorspronkelijke en meest typische vorm van graffiti noemt oldschool. Uit oldschool zijn de iets complexere wildstyle en 3D voortgevloeid, vaak versierd met figuurtjes of comics.


Oldschool graffiti, herkenbaar aan de kalligrafische lettervormen, schreven, dunne outlines, matte inkleuring en vele blinkers


Een typische wildstyle piece


Daim wordt door velen als de 3D-king beschouwd

Een graffitihandtekening is een tag, maar een tag is ook de naam voor het pseudoniem van een writer. Letterlijnen zonder fill in (inkleuring) vormen een outline. Als een writer snel te werk gaat en slechts twee kleuren gebruikt zet hij een throw-up. Vaak is een throw-up een bubble, een stijl van ballonletters. Als een graffiteur illegaal groot wil werken zet hij meestal een silverpiece of een latexpiece.


Een bubble van Cope 2, die bekend werd met opschriften zoals Can't Stop Won't Stop en Kings Destroy


Een silverpiece. Chroom wordt vaak gebruikt omdat het opvallend is en goed dekt op poreuze oppervlaktes


Met latex kan je heel groot werken. Wanneer er rechte letters gebruikt worden spreekt men ook wel van een blockbuster

De eerste steden waarnaar graffiti overwaaide in Europa waren Parijs, Madrid, Amsterdam en Londen. Elke stad kent haar eigen pioniers. Elk land heeft ook haar eigen stijlen, afhankelijk van de writers die daar de toon zetten. In Europa zijn er een paar heel bekende crews zoals WUFC-SDK (war under fucking control – selling dope kids) en MOAS (monsters of art). Befaamde writers hebben vaak contacten over heel Europa en bezoeken af en toe yards in andere landen.


Tailor, een buitenlandse writer die een Belgische 'cherry' komt bespuiten

Er is een verschil tussen legale en illegale writers. Illegale writers vinden de illegaliteit een essentieel kenmerk van het schrijven, maar beschouwen graffiti zeker als kunst. Legale writers gaan liever ergens te werk waar ze de tijd kunnen nemen om gedetailleerde kunstwerken te maken, echte masterpieces of burner walls. Dikwijls ontmoeten ze elkaar op graffitibijeenkomsten of jams. Legale en illegale writers zijn soms tegenstanders maar ze kunnen niet zonder elkaar, omdat legale writers graffiti een goede naam geven, en anderzijds kan het illegale aspect niet worden weggecijferd uit de definitie van graffiti. Bovendien staan er velen met een been in beide wereldjes.


Een masterpiece van Os Gêmeos, tweelingbroers uit Brazilië

Het profiel van een writer is mannelijk, tussen de 15 en 25 jaar, niet bepaald gebonden aan een bepaalde klasse. Graffiti is een subcultuur die voorgezet wordt van generatie op generatie door imitatie. Illegale writers stoppen meestal na een bepaalde tijd vanwege het steeds hoger wordende risico, nieuwe komen erbij. Writers komen en gaan.

Eind jaren '90 heeft graffiti haar underground karakter een beetje verloren. Graffiti is sterk gecommercialiseerd. Er zijn vele merken spuitbussen bijgekomen op de markt, gericht op legaal of illegaal schrijven (bussen met lage of hoge druk), andere hulpmiddelen zoals fatcaps en skinnycaps om breed of smal te spuiten, er zijn vele soorten tagstiften met onuitwisbare inkt, talloze magazines, video’s, dvd’s, computergames, kleding, etc.

Graffiteurs ontmoeten elkaar online, en verspreiden foto’s en filmpjes via het internet. Op die manier is men goed op de hoogte van de internationale scene.

Naar mijn indruk is graffiti - en de hele hiphopcultuur - afgenomen in populariteit, de drukste jaren in Europa lagen tussen 1998 en 2008, maar er ontstaan nog steeds nieuwe stijlen.

Oude stijlen komen terug in een nieuw jasje. Nagebootste oldschool is fake oldschool. Met opzet zoals een knullige beginner spuiten, maar toch enigszins artistiek noemt men toystyle. Verder zijn er meer abstracte stijlen en bestaat er ook conceptuele graffiti, waarbij men een origineel idee uitwerkt, bijvoorbeeld een piece die door zichzelf gecrossed wordt waardoor de mensen zich gaan afvragen wat er in feite is gebeurd.



Fake oldschool, de oude stijl wordt nagebootst



Toystyle, hier wordt opzettelijk als een beginner gespoten


Abstract graffiti





Conceptual graffiti, vooral Taps en Moses zijn hierin de style innovators

Wat betreft de discussie rond kunst of vandalisme is het belangrijk dat graffiteurs particuliere eigendommen en bouwwerken met historische of culturele waarde respecteren. Kleurige kunstwerken op openbare grijze muren kan je echter beschouwen als een meerwaarde voor de betonnen jungle. Vanuit ruimer perspectief weerspiegelt graffiti de tijdsgeest, met name het individualisme, omdat het voor jongeren een middel is om iets te betekenen en hun stempel te drukken op de maatschappij. Misschien dat sommige kunstwerken in de verre toekomst erkend zullen worden als cultureel erfgoed.

Er zijn ook illegale writers die extreem hoge risico's nemen en obsessief met graffiti bezig zijn, vanuit sociologisch perspectief beschouwen we dat als deviant gedrag.

maandag 6 juni 2011

De vulkaanuitbarsting op IJsland en de gestrande reizigers

De uitbarsting van de Eyjafjallajökull-vulkaan op IJsland in het voorjaar van 2010, die gedurende vijf dagen het vliegverkeer platlegde en voor duizenden gestrande reizigers zorgde, is een gebeurtenis die vele reisleiders zich nog goed kunnen herinneren. Voor veel mensen een banaal nieuwsfeit, anderen waren er bij, voor de reissector een bladzijde in de geschiedenis.


De wind blies de aswolk over Europa

Als reisleider was ik toen in Djerba gestationeerd. We hebben vijf stresserende dagen ervaren, maar we hebben er ook veel uit geleerd. Voor mij begon het allemaal met een gast die tijdens een bezoekuur vroeg of er iets aan zijn terugvlucht zou wijzigen omdat hij had opgevangen dat er ergens een luchthaven gesloten zou zijn vanwege een aswolk. Het fijne stof zou gevaarlijk zijn voor vliegmotoren.

Die volgende morgen kwam de officiële berichtgeving en moesten we berichten gaan uithangen in de hotels dat er al één vlucht uitgesteld zou worden. De gasten reageerden hier rustig en begripvol op, men verwachtte dat men de volgende dag wel zou kunnen vertrekken.

De volgende dagen werd de omvang van het probleem echter steeds groter en werden mensen steeds ongeduldiger. Elke dag dat er niet gevlogen kon worden nam het aantal gestrande reizigers toe. Mijn taak bestond er in een toer te maken langs de hotels uit mijn pakket, de mensen te kalmeren en op de hoogte te houden van het laatste nieuws.

Telkens wanneer ik de receptie van een hotel binnenkwam stonden de mensen in bosjes te wachten en werd ik overspoeld met vragen. “Hoe lang gaat het nog duren? Hoe groot is de kans dat we morgen vertrekken? Kunnen jullie geen andere manier zoeken om ons naar huis te brengen?” De enige info die ik kon geven was dat ik eigenlijk geen info had. "We zullen allemaal moeten wachten tot de hemel is opgeklaard. Zouden jullie graag kerstmis nog thuis vieren?"

Je zou misschien denken: ‘Nou, dat is toch goed meegenomen!’ Gasten betalen soms veel geld om hun vakantie ter plaatse te verlengen. Nu kreeg men gratis het hotelverblijf verlengd met het pension dat ze oorspronkelijk geboekt hadden, ook mensen die vijf sterren geboekt hadden. En het was prachtig weer buiten.

Neen, dat was een kleine minderheid. De meeste mensen zijn ingesteld op één week, tien dagen of twee weken vakantie en willen dan weer naar huis. Sommigen zaten bijvoorbeeld in hun hoofd met een belangrijk project voor hun werk, hadden belangrijke afspraken gepland of moesten naar een trouwfeest van een familielid.

De wanhoop dreef enkelen ertoe om op eigen houtje proberen thuis te geraken. Vanuit Tunis met de boot naar Genua, of een vlucht naar een Zuid-Europese luchthaven die nog open was, en dan van op het Europese vasteland verder met de bus of de trein.

De derde dag kwam er veel druk op de ketel. Emoties liepen hoog op. Sommige mensen worden in het begin heel kwaad maar zijn achteraf rustig. Anderen laten heel de tijd weinig merken tot ze plotseling hun kookpunt bereikt hebben. De reisleiders kregen alles over zich en fungeerden als golfbreker.

Sommige mensen vond ik echt irrationeel reageren, ik bedoel, het ging hier toch duidelijk om overmacht. De massa hitst elkaar op en de geruchtenmolen draait op volle toeren. Graag maak ik de vergelijking met een zinkend schip dat geëvacueerd moet worden, want zo was het echt in sommige hotels.

Mensen vroegen voortdurend of ze om een of andere reden voorrang konden krijgen als er plaatsen zouden vrijkomen. Maar ja, iedereen wilt graag naar huis. Af en toe liet de aswolk toe dat er op enkele luchthavens in Europa gevlogen werd, maar door de enorme accumulatie van Europese toeristen op alle vakantiebestemmingen was er weinig kans dat je al zou vliegen voordat de aswolk volledig was weggetrokken.

Mensen waren erg geprikkeld wanneer ze vernomen dat andere mensen al wél naar huis konden vliegen. Maar de berichtgeving hierover was heel onzeker. Er zijn velen naar de luchthaven gebracht en achteraf teruggevoerd naar hun hotel omdat er dan door een nieuwe rookpluim toch niet meer gevlogen kon worden.

Tegen de gasten kon ik ook niet zeggen: “Doe maar wat je wil, maak nog maar een uitstapje.” Ze moesten wel in de buurt van het hotel blijven omdat er elk moment een vlucht kon worden ingezet. Op een gegeven moment werd er aan het zwembad van een hotel met een micro afgeroepen dat iedereen van reisorganisatie X met vlucht Y over tien minuten klaar moest staan aan de ingang van het hotel. Dan kreeg je taferelen van mensen die met hun slippers en zwembroek in de bus zaten.

Af en toe vloog er iets, maar uiteindelijk zou het toch vijf dagen duren vooraleer het luchtruim boven Europa terug volledig open ging.

Die dagen heb ik veel kwade mensen gezien. Eén keer vroeg er iemand of een bepaalde vlucht gevlogen was waarop ik negatief antwoordde. Toen toonde hij op zijn internetmobieltje dat die vlucht wel opgestegen was. Onmiddellijk werd ik ervan beschuldigd een leugenaar te zijn en dat ik informatie achterhield. Achteraf heb ik dit nagevraagd bij mijn manager – die nog het meest van al onder druk stond – en toen bleek dat die vlucht helemaal niet vertrokken was.

Vele traantjes zijn er gevloeid, zowel bij gasten als bij reisleidsters. Mijn Franse collega kreeg het zwaar te verduren. Ten eerste staan Fransen ervoor bekend geen gemakkelijke gasten te zijn (het is nooit goed genoeg), ten tweede vielen die Fransen onder een andere regeling, en moesten hun extra nachten zelf financieren. Sommigen weigerden te betalen. Zij heeft het dus extra moeilijk gehad. Als er vijf heethoofden rond jou staan te brullen dan begint zo’n meisje te wenen.

Ik was opgelucht wanneer het eenmaal op gang kwam. Mondjesmaat vertrokken de mensen. We moesten zeker zijn dat iedereen verwittigd werd. Voorheen had ik van de meeste gasten al hun kamer- en gsm-nummer opgeschreven op mijn vertreklijsten.

’s Nachts belde ik gasten wakker om te zeggen dat ze de volgende morgen om zes uur moesten vertrekken. We hebben toen veel overuren gedraaid. Hier en daar liep er wel eens iets fout. Mensen die konden vertrekken en dan toch hun bus gemist hadden, wat heel vervelend was. Dat wenende meisje zei: “Ik wil gewoon naar huis.”

Ik moest ook ’s nachts mee op de bus naar de luchthaven om gasten op te pikken in het hotel. Volgens mijn lijst mankeerde ik nog twee mensen. De receptionist bekeek de lijst en zei dat er nog twee mensen aan het slapen waren. Toen heb ik die mensen om drie uur ’s nachts wakker moeten bellen. De man aan de telefoon was verward en zei dat hij dacht dat hij pas morgen moest vertrekken. Beeld je in dat je in het holst van de nacht moet opstaan en vlug je valiezen moet inpakken omdat er buiten een ronkende bus vol mensen staat te wachten.

Toen ze met hun slaaphoofd beneden kwamen deed ik nog even een naamcontrole. Bleek dat de receptionist zich vergist had. De naam was Graave i.p.v. De Graeve. “Sorry meneer, we hebben ons vergist.” Jawel hoor, die kerel was pissig! En terecht.

Na een nachtje door op de luchthaven kreeg ik de kans om enkele uren te slapen. De laatste dag van de evacuatie stond de telefoon niet meer roodgloeiend en waren de hotels bijna leeggelopen. Hier en daar zat nog een eenzame ziel aan het zwembad.

Uit heel dit gebeuren heb ik een paar praktische lessen getrokken:

1. Als je geen antwoord hebt op vragen – want we kregen heel weinig info – is het beter om te zeggen dat je die informatie niet hebt dan dingen te gaan verzinnen.
2. Vraag onmiddellijk alle kamer- en gsm-nummers van al je gasten.
3. Als er nog zoiets zou gebeuren weet ik natuurlijk dat het enkele dagen kan duren. Ik zou onmiddellijk tegen de gasten zeggen dat dit misschien vijf dagen kan duren, zodat ze daar al mentaal op ingesteld zijn.

Na het hele circus kregen we een dag rust. We hoorden dat er in Egypte een paar reisleiders omgekomen waren in een auto-ongeluk op weg naar de luchthaven. Dramatisch. Waarschijnlijk opgejaagd door toeristen.

Recent was er een nieuwe uitbarsting op IJsland, deze keer smeekte de Grimsvötn om aandacht. We hielden onze fingers crossed. Al goed dat het niet zo ver is gekomen want ik had er geen zin in. De reissector heeft grote verliezen gemaakt met die uitbarsting, vanwege de hotelkosten en de annulaties, dus we staan er niet bepaald op te wachten.


De Grimsvötn laat ook eens van zich horen

zondag 5 juni 2011

Wonen in een Arabisch land

Hoe is het om als westerse man te wonen in een Arabisch land? Die vraag stelde ik me toen ik Tunesië als nieuwe bestemming toegewezen kreeg om er te werken als reisleider. Omdat er weinig hits waren op Google die mijn vragen beantwoordden schrijf ik dit artikel.

Meer bepaald vroeg ik me af of het mogelijk is om als westerse man een relatie te hebben met een Arabische vrouw. Ik denk dat het in traditionele landen zoals Saoedi-Arabië heel moeilijk is, maar Tunesië is veel gematigder en progressiever dan andere Arabische landen. Vrouwen zijn er veel vrijer en de meeste dragen geen hoofddoek. Dat wil niet zeggen dat het gemakkelijk is: westerse mannen die samen zijn met een Arabische vrouw zijn zeldzaam.

Ten eerste wordt het door veel mensen niet sociaal geaccepteerd omdat je geen moslim bent. Ten tweede is het in Tunesië bij wet verboden om als koppel ongetrouwd samen te verblijven in een huis.

Moslims hanteren andere waarden omtrent seksualiteit in vergelijking met het westen. Bij de nieuwe generatie (in Tunesië) is het niet meer zo dat een vrouw haar maagdelijkheid moet verliezen aan de man waarmee ze trouwt, maar het is ook niet zo dat meisjes veel vriendjes hebben in hun jeugd, want dan zouden ze al snel een slechte reputatie krijgen. Ik sprak met knappe meisjes van 24 die zeiden dat ze nog maagd waren. Dat vind ik toch wel een beetje vreemd. Natuurlijk zijn niet alle vrouwen daar even traditioneel ingesteld, maar het is niet zo dat de jonge generatie die traditionele waarden zomaar overboord gooit.

Als westerse man zal je dikwijls op tegenstand stuiten. Zo was ik eens aan het praten met een Arabisch meisje in een discotheek en kwam een van de securitygasten zeggen dat ik ergens anders moest gaan staan. Toen heb ik hem in zijn ballen geshot (nee nee, grapje hoor). Denk ook niet dat je zomaar een Arabisch meisje kan zoenen in een discotheek, maar ik heb eigenlijk nooit Arabische mensen zien kussen in een discotheek, tenzij een Tunesiër met een westers meisje natuurlijk, want omgekeerd wordt het wel geaccepteerd. Ik denk dat veel Arabische mannen westerse vrouwen als een gemakkelijke opportuniteit zien om aan seks te geraken.

In Arabische landen is het verboden om een vreemd meisje mee te nemen naar je hotelkamer. Dat wordt onmiddellijk gelijkgesteld aan prostitutie, wat belachelijk is. Ik had daar een leuk meisje leren kennen, iemand die daar op vakantie was, en ’s avonds mocht ik haar van de receptionist niet meenemen naar mijn kamer. Iemand zei me eens: “Dan kon je toch naar het strand gaan.” Ja zeg, dat is toch niet zo comfortabel hoor. Gelukkig had die chick het idee om de receptionist geld te geven. Een uur later was het dan toch gelukt nadat ik hem 60 dinar in de handen had gestopt.

Achteraf heb ik er een gesprek over gehad met de hoteldirecteur, en die zei dat ‘mijn persoonlijk leven zijn probleem niet was.’ Op dat moment vond ik Tunesië geen gastvrij land, maar je mag niet iedereen over dezelfde kam scheren. Bovendien zijn de meeste Tunesiërs heel erg vriendelijk. Maar je bent dus wel behoorlijk beperkt in je vrijheden. Als je wilt kan je wel een weg vinden. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld om met voldoende tussenpauze apart het hotel binnen te gaan, maar als de poortwachter of receptionist ziet dat er iemand geen bandje van het hotel rond de pols draagt kan het al mislopen.

Ik kan niet zeggen dat ik me ooit echt gediscrimineerd voelde, ik mocht altijd de discotheken binnen, iets wat je bijvoorbeeld niet kan zeggen over Marokkanen in België, maar dat is natuurlijk ook wel omdat ze me daar zien als iemand die geld in het laadje brengt. Af en toe merk je wel dat je nu zelf eens de vreemdeling bent, en dat is goed omdat je je zo beter kan inleven in de positie van allochtonen in je eigen land.

Ik was een keer ’s avonds met de brommer op weg naar een internetcafé en werd tegengehouden door een politieagent omdat ik geen helm droeg. Ik dacht: Gaan we nu lachen? Niemand in Tunesië draagt een helm. Soms zie je drie mensen op één motor zitten zonder helm. Waarschijnlijk ook omdat een helm geld kost. In armere wijken zie je zelfs brommers rijden zonder carrosserie, waarvan alleen nog het geraamte overschiet.

Ik ging met de agent in discussie maar het mocht niet baten. Ik moest zelfs mijn brommer afgeven. Wat een klootzak. Op het moment dat ik bij de agenten stond reden er voortdurend Tunesiërs zonder helm voorbij die ze niet tegenhielden. Ze hadden mij tegengehouden omdat ze dachten dat ik een toerist was (met geld). Omdat ik kwaad werd dat ze alleen mij tegenhielden en de Tunesiërs zonder helm in bosjes voorbij reden hebben ze uiteindelijk toch nog een andere Tunesiër tegengehouden, omdat die zonder helm reed én tegenrichting tussen de auto’s aan het slalommen was.

Mijn voorstel om de boete direct te betalen werd afgewezen. Ik moest die brommer zo snel mogelijk terug hebben om mijn werk de volgende dag te kunnen doen. De agent zei me dat ik de volgende morgen om 7 uur aan het politiebureau mijn brommer kon afhalen. De smeerlap. De volgende dag was het bureau om 7 uur dicht. Toen ik terugkwam in de middag was het heel druk op het bureau. Niemand wist van iets en iedereen gaf verschillende informatie. De ene flik zei dat ik in die rij moest gaan staan en de andere wees me de tegenovergestelde richting uit.

Ik werd echt pissed off, maar er was een hele lieve vrouw achter een loket die me goed heeft geholpen. Nadat ik nog een kopie van mijn paspoort was gaan maken kreeg ik een ticketje en kon ik mijn brommer 5 km verder bij het depot gaan ophalen.

Deze lag in een stoffige buitenwijk. Na enig zoeken zag ik mijn brommer staan. Hadden ze er met dikke zwarte alcoolstift van voor een serienummer opgeschreven. Su-per-boertig! Kan je je zoiets bij ons inbeelden? De boete was echter niet hoog: 12,5 euro. Dat had er nog eens moeten bij komen! Dan had er iemand tussen de krijtlijnen gelegen.

Aan die brommer heb ik overigens veel plezier gehad. De verkeersregels worden in veel Arabische landen niet au serieux genomen. Mijn scooter was opgefokt een haalde vlotjes 65 km per uur. Ik heb dikwijls gestreetracet in de straten van Sousse. Met een simpele blik begrepen we elkaar. Heerlijk slalommen tussen de auto’s, ronde punten afsnijden en zo weinig mogelijk remmen. Mijn enige zwakte was dat mijn banden helemaal afgesleten waren, ik had geen profieldiepte meer. Scherpe bochten nemen was niet mogelijk. Ik heb zelfs een beetje geoefend op een wheely maar dat was te risicovol omdat het een scooter was van het agentschap.

Je moet ook wel oppassen voor sommige auto’s. Zeker die rijke Algerijnen of Libiërs die in de zomer met hun slee op vakantie komen in Sousse rijden als gekken. Af en toe zag ik auto’s driften.

Tijdens de ramadan zijn de straten ’s avonds rond etenstijd een uur leeg. Dan kan je pas heerlijk cruisen door de stad.

Wat betreft eten moet je een beetje oppassen in zulke landen. Van Egypte zegt men altijd dat je daar geen rauwe groenten mag eten. Ik heb in Tunesië wel altijd groenten gegeten, maar ik heb een paar keer een stevige maaginfectie gehad. Echt geen lachertje.

Een keer kwam er zo een doktertje langs, hij kwam een nogal onprofessioneel over. Hij spoot me zijn ‘zelfgemaakte’ cocktail in, wat achteraf wel goed bleek te helpen. Voor de andere medicamenten ging hij nog een voorschrift opmaken. Na lange tijd rommelen in zijn aktetasje kwam hij tot de conclusie dat hij geen voorschriftpapier meer had. Toen scheurde hij een half A4’tje af, terwijl hij me vertelde dat hij zijn doktersdiploma in Frankrijk had gehaald.

Je kan niet alles eten wat ze bij ons hebben. Varkensvlees bijvoorbeeld. Ze eten daar vooral lam en gevogelte. Kaas hadden ze alleen in de betere hotels want import is daar zeer duur wegens hoge taxen.

In Arabische landen bestaat een onderhandelingscultuur. De prijs staat nooit vast, tenzij je naar een supermarkt gaat waar gescand wordt, prix fixe-winkels, tankstations en dergelijke. Op andere plekken moet je altijd eerst de prijs vragen of je wordt in het zak gezet. De grootste fout die je kan maken is direct je portefeuille bovenhalen. Dat onderhandelen zat er na enige tijd wel ingebakken. Toen ik terug in België kwam probeerde ik ook nog soms te onderhandelen in winkels en maar dan werd ik vreemd bekeken.

Een goede tip om te onderhandelen: bied altijd de helft van de helft van wat hij vraagt, 25 procent dus. Meestal kom je na onderhandelen uit op het gemiddelde van zijn vraagprijs en jouw bod. Als de verkoper 100 dinar vraagt en jij biedt de helft, kom je uit op 75. Als jij echter 25 procent biedt kom je uit op 62,5. Waarschijnlijk zal hij eerst lachen als je zo weinig biedt maar daar moet je je niets van aantrekken. That's the game. Hij vraagt ook eerst te veel omdat hij weet dat veel mensen de helft zullen bieden.

Voordat ik in Sousse woonde heb ik een maand in Djerba gezeten. Daar was het nog allemaal iets traditioneler. Daar moest ik in al mijn hotels de directeur persoonlijk leren kennen. Als je als reisleider in een Spaans land werkt heb je de directeur meestal nog nooit gezien. In Arabische landen zijn die persoonlijke contacten belangrijker.

Ik heb geprobeerd om Arabisch te leren, maar verder dan het alfabet ben ik niet geraakt, omdat iedereen zeer goed Frans spreekt en Arabisch aartsmoeilijk is om te leren. Het is alsof je Chinees zou leren. Er is geen enkel verwantschap met een Romaanse of Germaanse taal dus je moet volledig van nul beginnen.

Wat ik daar een beetje miste daar was de mogelijkheid om activiteiten uit te oefenen in mijn vrije tijd. In arme landen zijn sowieso minder faciliteiten zoals bijvoorbeeld een bioscoop. Ik zat er wel in enkele vechtclubs, maar in zo’n landen hebben de mensen dikwijls geen geld om bokshandschoenen of bescherming te kopen. In die clubs was het trouwens ook niet toegelaten om in bloot bovenlijf te trainen als er meisjes aanwezig waren.

Wat ik ook miste na een tijd was groene natuur, boslucht, etc. Wij klagen dikwijls over het weer, maar België en Nederland zijn wel heel vruchtbaar. Daar sta je niet bij stil. De Arabische landen bestaan grotendeels uit woestijn.

In Arabische landen is er nog altijd veel censuur, in de krant, op TV en het internet. Van censuur in de krant zal je niet zo veel last hebben, maar op internet kan je in veel Arabische landen geen Youtube bekijken. Misschien komt daar meer verandering in na de revoluties. Er zijn veel mensen die zelf een programma geïnstalleerd hebben waarmee ze blokkades kunnen omzeilen, maar de meesten hebben thuis geen computer en gebruiken internet uitsluitend op internetcafés.

Achteraf bezien was het een interessante levenservaring, maar ik zou liever niet nog eens in een Arabisch land willen wonen. Na die 6 maanden had ik er genoeg van. Nu kan ik zeggen hoe het is om in een Arabisch land te wonen. Er is een groot verschil tussen ergens op vakantie gaan en ergens wonen, sommige dingen merk je pas na enige tijd op.

Het had ook wel z’n charmes. Wat ik bijvoorbeeld heel leuk vond is dat er live percussiemuziek wordt gespeeld in de discotheken, je kan zelfs je eigen darbouka meenemen om de muziek te ondersteunen. Ze maken heel goede muziek in de Arabische landen. Mijn favoriete stijl is reggada uit Marokko, deze Dabke uit Libanon is niet slecht en Omar Souleyman uit Syrië is compleet gestoord.


Uit een darbouka kan je zowel scherpe als doffe klanken halen.

Dikwijls associëren we islamieten met criminaliteit of terrorisme, maar als ik zie hoe die mensen leven in vergelijking met ons zijn ze in zekere zin ‘braver’ of meer gedisciplineerd. Het is een hele prestatie om tijdens de ramadan overdag niet te eten en te drinken. Die inspanning zie ik de westerse mensen toch niet doen, hoewel dat ook niet meer iedereen van de jongeren in Tunesië meedoet aan de ramadan.

Mijn idee is dat Arabische landen met elke nieuwe generatie iets moderner worden en dat de vrijheden zullen toenemen, mede omdat jongeren via internet op de hoogte zijn van hoe het er elders op de wereld aan toe gaat.